Kustlijn berekeningsmethodiek : ervaringen van 30 jaar kustlijnberekeningen en leidraad voor het instellen van zeewaartse grenzen

In dit rapport wordt de methodiek achter de berekening van de kustlijnpositie beschreven. De kustlijnpositie wordt berekend aan hand van een volume zand in een rekenschijf rondom de Gemiddelde Laagwaterlijn (GLW). Om de ontwikkeling van de kustlijnpositie op representatieve wijze te volgen worden verschillende rekentechnische aanpassingen doorgevoerd, waaronder het instellen van zeewaartse grenzen. Dit laatste resulteert in een zogenaamde ‘afkap’ van de rekenschijf.

Het instellen van zeewaartse grenzen door het technisch management van Kustlijnzorg gebeurde op basis van ‘expert judgement’. Dit resulteerde erin dat voor hetzelfde kustvak de zeewaartse grenzen konden afwijken tussen verschillende leden van het technisch management. Deze verschillen leidden tijdens de kustlijnbeoordeling van 1-1-2021 en 1-1-2022 tot discussies binnen het technisch management van Kustlijnzorg. Hoewel de concepten ontwikkeld door Hillen et al. (1991) als richtlijn kunnen dienen voor het instellen van zeewaartse grenzen, waren deze niet voldoende concreet om tot een eenduidige leidraad voor het instellen van zeewaartse grenzen te komen. Later zijn hier door Termaat & Maranus (2000) nieuwe concepten als richtlijn voor specifiek de Zeeuwse kustvakken aan toegevoegd. Kort gezegd zorgde dit ervoor dat de kustlijnposities niet landelijk op een uniforme wijze berekend werden. Dit maakt dat niet op een eenduidige manier wordt omgegaan met het instellen van zeewaartse grenzen in morfologisch vergelijkbare systemen. Bovendien wordt op steeds meer locaties een zeewaartse grens wordt toegepast, ook op locaties waar in het verleden een ander rekentechnisch voorstel is gedaan, namelijk het ‘knijpen’ van het zandvolume rondom de gemiddeld laagwaterlijn. Terwijl juist beide rekentechnische aanpassingen afzonderlijk zijn bedacht. Dit kwam doordat systemen morfologisch significant zijn veranderd in de loop der jaren.

Dit rapport omvat een leidraad in de vorm van een stroomschema waarmee gebruikers op transparante, navolgbare en consistente wijze tot een keuze in het instellen van een zeewaartse grens kunnen komen om op representatieve wijze de kustlijnpositie te kunnen berekenen. Het achterliggende doel is het introduceren van een kustuniforme systematiek (Delta – Holland – Wadden) die uitgaat van de morfologische kenmerken van het kustsysteem. Dit stroomschema is grotendeels gebaseerd op de rekentechnische concepten van Hillen et al. (1991) en Termaat & Maranus (2000) en kent enkele aanpassingen, uitbreidingen en concretiseringen, met name op het gebied van geuldynamiek en zandplaten. Daarmee wordt de morfologie van het kustsysteem leidend voor het instellen van een zeewaartse grens en daarmee voor het maken van een berekening die de ontwikkeling van de kustlijnpositie representatief weerspiegelt. De keuze voor het toepassen van zeewaartse grenzen van de kustlijnposities is praktisch vormgegeven middels een stroomschema wat gebruikt kan worden voor het bepalen of, en zo ja, waar een zeewaartse grens wordt ingesteld. Dit stroomschema kan door gebruikers (zoals het programma Kustlijnzorg) worden gebruikt om op raainiveau te bepalen of zeewaartse grenzen nodig zijn om tot een representatieve berekening van de kustlijnligging te komen. Op deze manier wordt een consistentere keuze in zeewaartse begrenzing automatisch geborgd.

Datum rapport
31 mei 2023
Auteurs
Kuik, N. van, Pluis, S.
Uitgever
Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving (RWS, WVL)