Inventarisatie Perfluorverbindingen in Rijkswateren (2010)

In 2010 is Rijkswaterstaat gestart met de monitoring van 20 verschillende perfluorverbindingen op 10 representatieve locaties in de Rijkswateren (zoet en zout oppervlaktewater). Perfluorverbindingen zijn één van de zogenaamde “emerging substances”. Mogelijk worden in de toekomst één of meerdere perfluorverbindingen door de EU aangeduid als prioritaire (gevaarlijke) stof. Voor perfluorverbindingen en de derivaten/zouten zijn nog geen wettelijke normen afgeleid waaraan getoetst kan worden. In deze studie zijn de resultaten daarom gepresenteerd aan de hand van de rapportagegrens. Van alle metingen in 2010 ligt ca. 2 % van de meetwaarden boven de rapportagegrens. Hierbij gaat het om drie perfluorverbindingen: PFOS, PFOA en PFBS. Er is sprake van geografische variatie. De gemiddelde hoogste concentraties PFOA en PFOS zijn gemeten bij locaties in het Noordzeekanaal en Twentekanaal. Wat betreft de zoute wateren worden in de Westerschelde hogere concentraties gevonden voor perfluorverbindingen dan in de Eems. Gehaltes in de Maas voor perfluorverbindingen liggen lager dan de gehaltes in de Rijn. Gehaltes perfluorverbindingen in het oppervlaktewater van de Rijn in Nederland wijken niet af van de gehaltes die in Duitsland zijn gevonden. De meest voorkomende perfluorverbindingen in de Rijn in Duitsland zijn PFBA en PFBS. Dit zijn perfluorverbindingen met kortere koolstofketens dan stoffen die in verleden veel meer voorkwamen in het oppervlaktewater maar nu worden uitgefaseerd (PFOS, PFOA). In Nederland is in 2010 wel PFBS aangetroffen maar PFBA in zeer beperkte mate. In vergelijking met Europese studies zijn de rapportagegrenzen voor belangrijke stoffen zoals PFBS en PFBA die Rijkswaterstaat hanteert erg hoog. Om perfluorverbindingen zoals PFBA en PFBS beter te kwantificeren is de aanbeveling om de analysemethode te verbeteren zodat rapportagegrenzen omlaag kunnen. Een tweede aanbeveling betreft uitbreiding van het aantal monitoringslocaties. Momenteel worden perfluorverbindingen wel gemonitord daar waar rivieren Nederland binnenstromen (Eijsden, Lobith), maar is voor deze rivieren niet in beeld wat de concentraties zijn bij monding op zee. Dit zou kunnen worden afgedekt met een mariene locatie stroomopwaarts van de monding of meetpunten nabij de riviermondingen. Tot slot wordt aanbevolen voor het zoute water om ook monitoring in sediment uit te voeren om aan te sluiten op het CEMP-programma. Perfluorverbindingen accumuleren sterk aan sediment. Voor de KRW is het geen verplichting om te meten aan sediment. Voor de toekomstige KRM gaat dit mogelijk wel het geval zijn. In 2011 is de monitoring van perfluorverbindingen gecontinueerd en is Rijkswaterstaat bezig met het opstellen van het meetplan voor 2012. Dit maakt het de komende jaren mogelijk om veranderingen in de tijd te zien voor gehaltes perfluorverbindingen.

Datum rapport
7 november 2011
Auteurs
Heuvel, H. van den, Kotte, M.
Auteur
M. Kotte, H. van den Heuvel ; Royal Haskoning
Uitgever
Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Rijkswaterstaat, Waterdienst (RWS, WD).
Annotatie
7 p.
ill., bijl.
Projectnaam: Presentatie en duiding meetresultaten Perfluorverbindingen 2010
In opdr. van Rijkswaterstaat Waterdienst
Documentnummer
427363